(Deel van de) Triviale naam voor soorten behorend tot de familie Alaudidae (Passeriformes, onderorde Oscines) en in het meervoud gebruikt voor alle leden van deze familie. Anatomisch gezien zijn de leeuweriken een duidelijk herkenbare groep binnen de Oscines. Het zijn overwegend bruine vogels, de sexen zijn identiek gekleurd. Vanwege hun cryptische tekening (ingewikkelde patronen die samen met gedekte kleuren ervoor zorgen dat de vogels niet opvallen) en het ontbreken van uitgesproken kenmerken tussen de soorten is het voor systematici een lastige groep en bestaan er verschillen in opvatting over de indeling van de genera. De hoog ontwikkelde aanpassing in kleuren aan de bodemkleuren in hun habitat is echter ook een opmerkelijk kenmerk van de familie. Leeuweriken zijn uitgesproken grondvogels, die over de grond lopen of rennen, maar nooit hippen. De fraaie zang, een ander kenmerk van de familie, wordt zowel tijdens de balts als ter verdediging van het territorium ten gehore gebracht. Soms zingen de vogels vanaf een zangpost op een tak of steen, maar de meeste zingen doorgaans in de lucht. Leeuweriken komen hoofdzakelijk in de Oude Wereld voor - slechts een vertegenwoordiger, de Strandleeuwerik, komt ook in de Nieuwe Wereld voor - van het hoge noorden tot in het zuiden van Afrika en Aziƫ. Hieronder bevinden zich zowel trek- als standvogels. De afmetingen van de snavel variƫren sterk binnen de groep, afhankelijk van hun voedselgewoonten, bijvoorbeeld enorme snavels voor het kraken van zaden of lange dunne snavels voor het opgraven van ongewervelden. Het voedsel bestaat zowel uit plantaardig als dierlijk voedsel. Leeuweriken leven in open landschappen, nooit in bossen. Buiten het broedseizoen vormen de meeste soorten groepen, zowel de soorten die wegtrekken als de soorten die in de nabijheid van hun broedgebied rondzwerven.
Alternative forms voor leeuweriken : Alauda, Calandrella, Chersophilus, Eremophila, Galerida, leeuwerik, Lullula, Melanocorypha.