Wetenschappelijke naam:
Ficedula albicollis (Temminck, 1815)
Nederlandse naam:
Withalsvliegenvanger
Vogelgroep:
Vliegenvangers
Veldkenmerken. 12,5 cm. Mannetje lijkt op mannetje Bonte Vliegenvanger, met zwart en wit verenkleed. Te onderscheiden door de brede witte band in nek, meer wit op voorhoofd, meer wit in vleugels en witte stuit (zwart bij Bonte Vliegenvanger). Vrouwtje zeer moeilijk te onderscheiden van vrouwtje Bonte Vliegenvanger, maar met vage lichte halsband, wittere stuit, bredere witte band op vleugeldekveren en wittere handpennen. Juveniel als vrouwtje. Hybridizeert soms met Bonte Vliegenvanger.
Geluid. Roep 'whit', 'tsjik', 'whiet' en 'fieup'. Zang lijkt op Bonte Vliegenvanger, maar begint vaak met 'bsrie bsrie'.
Voorkomen. Vrij algemene zomergast.
Habitat. Voornamelijk in rijk loofbos, ook in parken, tuinen, etc.
Voedsel. Voornamelijk insecten, gevangen op typische vliegenvangermanier.