Veldkenmerken

Afmetingen. Een belangrijk kenmerk is de grootte van een vogel. Dit kan het makkelijkst vastgesteld worden door de vogel te vergelijken met een bekende soort, bijvoorbeeld met een huismus, spreeuw, duif of reiger. Vervolgens kan vastgesteld worden dat een vogel bijvoorbeeld groter is dan een duif maar kleiner dan een reiger, etc. Onder het kopje Veldkenmerken begint elke beschrijving met de gemiddelde lengte, gemeten vanaf de snavelpunt tot aan de staartpunt.

Vorm. De vorm van een vogel, in de vlucht of op de grond, is een belangrijke aanwijzing voor de determinatie. Er moet goed gelet worden op de relatieve afmetingen van snavel, nek, vleugels, poten en staart.

Gedrag en geluid. Sommige soorten vertonen karakteristiek gedrag. Een kwikstaart bijvoorbeeld wipt voortdurend met de staart, een boomklever klimt zowel naar boven als naar beneden langs een boomstam, spechten hebben een diep-golvende vlucht, een waterhoen zwemt met rukkende bewegingen van kop en staart, sommige eenden fourageren door op hun kop met de staart omhoog in het water te staan om waterplanten te bereiken, terwijl andere eenden naar hun voedsel duiken. Roep en zang kunnen belangrijke aanwijzingen zijn voor identificatie. Sommige soorten lijken als twee druppels water op elkaar, zoals fitis en tjiftjaf, of glanskop en matkop, maar zijn aan de hand van de zang eenvoudig uit elkaar te houden. Verder zijn vogels aan de hand van de zang te herkennen terwijl ze zich niet-zichtbaar in de vegetatie ophouden. Nachtegalen bijvoorbeeld zijn bijzonder moeilijk te zien te krijgen maar hun aanwezigheid is onomstotelijk vast te stellen aan de hand van hun opvallende zang.

Verenkleed. Het is belangrijk om een goed beeld te krijgen van het kleurenpatroon en van het meer algemene patroon (gevlekt, gestreept, etc., kleur van staart en stuit, vleugel- en koptekening). Het verenkleed van een vogel is niet het gehele jaar hetzelfde. Veel vogels ondergaan een complete rui na het broedseizoen en vervangen hun zomerkleed door een ander kleed, dat meestal gedurende het najaar en de winter gedragen wordt. Mannetjes eenden krijgen na de broedtijd een cryptisch gekleurd kleed dat meestal veel op het vrouwtjeskleed lijkt en gedurende een korte tijd gedragen wordt. Dit kleed wordt eclipskleed genoemd. Verder zijn er veel soorten waarbij het mannetje een ander kleed heeft dan het vrouwtje, terwijl jonge vogels vaak weer een ander kleed hebben dan volwassen vogels.