Wetenschappelijke naam:
Branta ruficollis (Pallas, 1769)
Nederlandse naam:
Roodhalsgans
Vogelgroep:
Ganzen
Veldkenmerken. 53-56 cm. Kleine gans met onmiskenbaar patroon van zwart, wit en kastanjerood.
Geluid. Schril, hard 'kie kwa' of 'ka-ak'.
Voorkomen. Broedt op rivieroevers in Noord-Siberië. Overwintert in Roemenië, Bulgarije en Noordoost-Griekenland. Zeldzaam in West-Europa, maar wordt jaarlijks waargenomen in troepen Brandganzen, Rotganzen en Kolganzen.
Habitat. Broedt op kleiïge rivieroevers, minder vaak op kleine eilandjes in meren, meestal nabij roofvogels als Sneeuwuil of Slechtvalk.
Voedsel. Meest grasachtige planten in broedgebied. In wintergebied ook zeekraal, maisstoppels of andere gewassen.
Ei. Zonder tekening, grondkleur geelwit/licht beige. Formaat 71 x 49 mm (61-72 x 44-49), gewicht 90 g.