Wetenschappelijke naam:
Anser fabalis (Latham, 1787)
Nederlandse naam:
Rietgans
Vogelgroep:
Ganzen
Veldkenmerken. 66-84 cm. Bruiner en donkerder dan andere 'grauwe ganzen', maar met duidelijke lichte veerranden. Kop en nek lijken op afstand zwart, contrasterend met bleke, vuilbruine middenborst. Flanken en buik bruin, met onduidelijke bandering; anaalstreek en onderstaartdekveren wit. Voorvleugel even donker als rest van bovenvleugel. Snavel zwaar en lang, met variabele hoeveelheid oranje-geel en zwart. Twee ondersoorten (soms beschouwd als soorten): fabalis (Taigarietgans) bijna zo groot als Grauwe Gans, met lange, zware oranjegele snavel met variabele hoeveelheid zwart; rossicus (Toendrarietgans, soms beschouwd als aparte soort A. serrirostris) kleiner met zwarte snavel met smalle verticale oranje band. Sommige vogels hebben een smalle witte veerrand aan snavelbasis (meestal fabalis). Poten oranje-geel. Juveniel doffer, met gevlekte onderdelen en bovendelen met vage tekening; zonder witte flankstrepen. De toendravorm kan vanwege klein formaat en kleine snavel verward worden met Kleine Rietgans, maar groter, oranje poten en overgang van donkere nek en lichte borst geleidelijker.
Geluid. Roep in vlucht een luid, fagotachtig gegak: 'ung-ank' of 'bow-wow'.
Voorkomen. Weinig algemene broedvogel in noorden van het gebied. 's Winters plaatselijk in grote troepen.
Habitat. Broedt in dicht naald- of berkenbos; ook op stenige hoogvlakten met verspreide bomen, meestal nabij een meer, rivier of plas. Buiten broedtijd in zelfde gebieden als Grauwe Gans.
Voedsel. Graast 's winters op akkers en weidegebieden en eet grassen en granen. 's Zomers bladeren, bloemen en zaden van verschillende toendraplanten.
Ei. Zonder tekening, grondkleur bleekgeel, bruin wordend tijdens broeden. Schaal ruw korrelig, licht of niet glanzend. Vorm subelliptisch. Formaat 84 x 56 mm (74-90 x 53-59), gewicht 146 g. Schaal is ruwer dan van andere Anser soorten.