Falco biarmicus

Wetenschappelijke naam:
Falco biarmicus Temminck, 1825

Nederlandse naam:
Lannervalk

Vogelgroep:
Valken

Veldkenmerken. 40-50 cm, spanwijdte 95-115 cm. Bovendelen blauwbruin, stuit en staart bleker; bovenstaart met donkere strepen en witte punt. Kruin en achterhoofd bleek roodbruin of zandkleurig; smalle zwarte streep langs bovenwangen en kin, zwarte snorstreep op witte wangen. Flanken en dijen zwaar gevlekt, rest van witte onderdelen minder gevlekt. Ondervleugel bleek. Juveniel van boven egaler, donkerder bruin dan adult met onderdelen zwaarder gevlekt en gestreept.

Geluid. Lijkt op Slechtvalk, maar hoger.

Voorkomen. Zeldzame standvogel.

Habitat. Bewoont open landschappen; nestelt op onbereikbare rotsen, soms in bomen.

Voedsel. Vangt prooi in de lucht of op de grond na verrassingsaanval. Voornamelijk kleine tot middelgrote vogels, ook ratten, konijnen, vleermuizen, hagedissen, slangen, sprinkhanen en kevers.

%LABEL% (%SOURCE%)