Xenus cinereus

Wetenschappelijke naam:
Xenus cinereus (Guldenstadt, 1775)

Nederlandse naam:
Terekruiter

Vogelgroep:
Steltlopers

Veldkenmerken. 23 cm. Vrij kleine, hoofdzakelijk grijze en witte steltloper. Meest opvallende kenmerken zijn omhooggebogen snavel en korte gele of oranje poten. Bovendelen in zomerkleed grijsbruin met zwarte V-vormige lijnen op mantel. In winterkleed grijze bovendelen. Borst zeer fijn grijsbruin gestreept. Stuit lichtgrijs, armpennen en punten van binnenste handpennen wit. Voorvleugel donker, midden van vleugel lichter bruin, achterrand van vleugel wittig. Snavel donker met gelige basis. Wipt veel met achterlijf als Oeverloper; loopt vaak met borst lager dan rest van lichaam in sluipende houding, zodat het lijkt alsof de vogel voorover valt.

Geluid. Luidruchtig. Roep trillend of herhaald 'dududu', houdt het midden tussen roep van Bosruiter en Tureluur. Zang melodieus, laag en vol 'perrieie'.

Voorkomen. Zeldzaam.

Habitat. In broedseizoen op moerassige plaatsen tussen lage begroeiing, meestal nabij water, ook in gebieden met verspreide bomen. Op doortrek op allerlei plaatsen nabij water, meestal op modderige banken of oevers, zowel bij zoet- als zout water, alleen of in kleine groepjes.

Voedsel. In broedseizoen ongewervelden en zaden. Op doortrek en in winter allerlei ongewervelden, waaronder krabben.

%LABEL% (%SOURCE%)