Wetenschappelijke naam:
Podiceps grisegena (Boddaert, 1783)
Nederlandse naam:
Roodhalsfuut
Vogelgroep:
Futen
Veldkenmerken. 40-50 cm. Een vrij grote fuut met dikke nek. In broedkleed met bleekgrijze wangen, zwarte kruin (met kleine, zwarte oorpluimen), kastanjebruine nek, en opvallende gele basis aan zwarte snavel. Bovendelen grijsbruin, onderdelen wit. Vleugelpatroon in vlucht als Fuut, maar met minder wit aan vleugelbasis. 's Winters grijs en wit, als Fuut, maar met kortere dikkere nek, meer grijzig op nek en wangen, zonder witte wenkbrauwstreep, en zwart van kruin tot aan oog reikend; geel van snavel doffer dan 's zomers. Juveniel als adult, inclusief rode tint van nek, maar met gestreepte kruin en kop.
Geluid. Een hoog 'kek kek'.
Voorkomen. Regelmatige maar niet algemene broedvogel.
Habitat. Continentale verspreiding, met voorkeur voor vrij kleine, ondiepe wateren met drijvende vegetatie; soms in rustige gedeelten van grote rivieren en riviermondingen. Buiten broedtijd op riviermondingen en kustwateren.
Voedsel. Voornamelijk insecten (ook larven); tevens vis, maar minder. Duikt naar prooi of zwemt met kop onder water. Grotere prooien worden naar boven gebracht alvorens te worden ingeslikt.
Ei. Aanvankelijk zonder tekening, later lichtbruin/donkerbruin/roodbruin/oranje-rood. Basiskleur wit/crème. Schaal dof, onregelmatig kalkig. Vorm subelliptisch/lang ovaal. Formaat 51 x 34 mm (47-58 x 30-37), gewicht 31 g. Lijkt veel op andere futeneieren.