Wetenschappelijke naam:
Passer hispaniolensis (Temminck, 1820)
Nederlandse naam:
Spaanse Mus
Vogelgroep:
Mussen
Veldkenmerken. 15 cm. Soms moeilijk te onderscheiden van Italiaanse ondersoort van Huismus; is echter donker op bovenzijde, heeft gestreepte flanken (bij mannetje veel sterker dan bij vrouwtje en juveniel) en zwart gevlekte borst (alleen mannetje). Mannetje heeft warmbruine kopkap, witte wenkbrauwstreep en oorstreek, donkerbruine bovendelen en vleugels met zwaardere zwarte streping dan Huismus, bruine stuit, zwartbruine staart, zwarte keel en borst en brede zwarte vlekken op flanken; rest van onderdelen wit. Vrouwtjes en juvenielen zijn minder levendig gekleurd en lijken zeer sterk op Huismus. Kop bruingrijs, onderdelen vuilwit met soms vage streping op onderdelen (iets wat Huismus zelden heeft), iets steviger snavel. Sociaal- en fourageergedrag als van Huismus, maar minder aan menselijke aanwezigheid gebonden. Kruist soms met Huismus.
Geluid. Lijkt veel op geluid van Huismus, maar is iets dieper en voller.
Voorkomen. Zeldzaam in zuidwest Europa, algemener in oost Europa. Gedeeltelijk trekvogel.
Habitat. In begroeide droge terreinen langs rivieren, bij palmbosjes, in half-open gebieden. Maakt nest in boom of in verlaten nesten van roofvogels en Ooievaars. Minder een stadsvogel dan Huismus, maar komt soms in steden voor.
Voedsel. Omnivoor; fourageert op de grond. Eet buiten broedtijd vooral veel zaden (granen), evenals Huismus.