Carpodacus erythrinus

Wetenschappelijke naam:
Carpodacus erythrinus (Pallas, 1770)

Nederlandse naam:
Roodmus

Vogelgroep:
Vinken

Veldkenmerken. 14,5 cm. Mannetje met rode kop, keel, borst en stuit. Bovendelen, vleugels en staart bruin, vaak met twee lichte vleugelstrepen, buik wit. Staart gevorkt. Dikke, donkere, kegelvormige snavel en klein, donker oog. Hoge, puntige kruin. Vrouwtje zonder rood en met olijfkleurige gestreepte bovendelen, kop en borst. Juveniel als vrouwtje, gewoonlijk met twee brede, duidelijke vleugelstrepen. Eerstejaars mannetjes hebben geen rode kop en lijken op vrouwtje. In broedtijd vaak erg geheimzinnig en moeilijk te vinden. Buiten broedtijd soms in troepen met andere vinken.

Geluid. Roep 'siee' en 'wjèèè'. Zang een luid en helder 'wie tjoe witjoe'.

Voorkomen. Vrij algemene zomergast in noordoosten van het gebied. Breidt zich naar westen uit.

Habitat. Dichte wilgen- en andere loofboompartijen, bosranden, vaak nabij water, parken, etc.

Voedsel. Voornamelijk zaden, 's zomers ook insecten.

%LABEL% (%SOURCE%)