Wetenschappelijke naam:
Oenanthe isabellina (Temminck, 1829)
Nederlandse naam:
Isabeltapuit
Vogelgroep:
Tapuiten
Veldkenmerken. 16,5 cm. Lijkt op groot vrouwtje Tapuit. Snavel en poten langer, kop groter en staat vaak rechter op. Kop en bovendelen zandkleurig, borst beige, rest van onderdelen wit. Staartpatroon als van andere tapuiten, wit met zwarte 'T', maar zwarte eindband breder dan bij Tapuit. Vleugels donkerder dan bovendelen, maar meestal lichter dan van Tapuit. Goed veldkenmerk is contrasterende, geïsoleerde zwarte duimvleugel. Sexen identiek, hoewel mannetje een iets zwartere teugel heeft.
Geluid. Meestal zwijgzaam. Roep 'tsjak', 'tek'. Zang luid, fluitend en gevarieerd, imiteert vaak andere vogels.
Voorkomen. Plaatselijk algemeen en uiterste zuidoosten van gebied, en mogelijk in aantal toenemend.
Habitat. In broedseizoen in open grazige steppen met of zonder lage bosjes, rotsen, etc. In de winter in open, vaak stenige gebieden.
Voedsel. Ongewervelden, vooral veel mieren en kevers. Zit vaak op uitkijkpost als andere tapuiten, maar rent en hipt ook veel over grond om prooi te achtervolgen.