Anser anser

Wetenschappelijke naam:
Anser anser (Linnaeus, 1758)

Nederlandse naam:
Grauwe Gans

Vogelgroep:
Ganzen

Veldkenmerken. 75-90 cm. Een grote, zware, grijze gans met grote kop. Grauwe Gans verschilt van andere 'grauwe ganzen' door ontbreken van zwart op helder oranje snavel, vleeskleurige poten, lichtgrijze vleugelboeg en stuit, kop en nek niet donkerder dan lichaam en onderdelen (vrijwel) zonder donkere bandering. Borst vaak met zwarte vlekken, maar niet gebandeerd zoals bij Kolgans. Twee Europese ondersoorten kunnen in het veld herkend worden: Westeuropese A. a. anser heeft oranje snavel; Oosteuropese A. a. rubrirostris met roze snavel en blekere bovendelen.

Geluid. Als van tamme gans.

Voorkomen. Vroeger wijdverspreid, thans in verschillende kleinere gebieden. Sinds kort (opnieuw) ingevoerd in diverse gebieden. Zeer algemene broedvogel op IJsland.

Habitat. Broedt nabij grote, open zoetwater gebieden met dichte oevervegetatie. In broedtijd in toendra, natte gebieden, moerassen, heidevenen etc. Buiten broedtijd in nat grasland, zoute en zoete moerassen, riviermondingen, ondergelopen terrein etc; fourageert ook op graanakkers, stoppelvelden en andere landbouwgebieden.

Voedsel. Graast op wortels, knollen, groene bladeren, bloemknoppen, vruchten etc. Fourageert ook zwemmend.

Ei. Zonder tekening, basiskleur crème-wit, licht- tot donkerbruin of geel wordend tijdens broeden. Schaal glad, niet glanzend. Vorm subelliptisch/lang subelliptisch. Formaat 85 x 58 mm (77-97 x 50-66), gewicht 149 g (122-179).

%LABEL% (%SOURCE%)