Wetenschappelijke naam:
Calidris minuta (Leisler, 1812)
Nederlandse naam:
Kleine Strandloper
Vogelgroep:
Strandlopers
Veldkenmerken. 14 cm. Kleinste Europese steltloper. Lijkt op Temmincks Strandloper en Drieteenstrandloper (die groter is, geen achterteen heeft en in winterkleed veel witter is). Bovendelen en kop in zomerkleed rossig met zwarte veercentra; wenkbrauwstreep wit, borstzijden gestreept, snavel en poten zwart. Adult in winterkleed muisgrijs met witte onderdelen. Juveniel lijkt op adult in zomerkleed, maar heeft twee duidelijke witte 'V's op rug, gevormd door witte randen aan mantel- en schouderveren. Fourageergedrag onrustig, meestal met snelle bewegingen. Vlucht snel, soms zwaluwachtig zwenkend. Vliegt bij verstoring niet recht omhoog als Temmincks Strandloper.
Geluid. Roep zacht, vaak driemaal herhaald 'tit'.
Voorkomen. Schaarse broedvogel op toendra in Noord-Noorwegen en Noord-Rusland. Talrijke doortrekker in Centraal en Zuid-Europa. Zeldzame wintergast.
Habitat. Broedt in hoogarctische toendra en moerassige gebieden. Op trek in binnenland en aan modderige kusten.
Voedsel. Pikt voedsel van oppervlak, boort ook. Eet ongewervelden, maar soms ook plantaardig materiaal (broedtijd).