Wetenschappelijke naam:
Branta leucopsis (Bechstein, 1803)
Nederlandse naam:
Brandgans
Vogelgroep:
Ganzen
Veldkenmerken. 58-70 cm. Middelgrote gans met kenmerkend zwart, wit en grijs verenkleed; gezicht en voorhoofd roomwit, met onregelmatige zwarte streep van snavel tot oog. Bovendelen blauwgrijs met zwartachtige bandering met witte veerrandjes. Onderdelen bleek grijs, onderstaartdekveren wit, flanken sterk bruingrijs gebandeerd. Poten en kleine snavel zwart. Juveniel met sterker gebandeerde flanken, wit op kop met donkere tint, zwarte teugel smaller dan bij adult.
Geluid. Lijkt op afstand op het geblaf van een troep kleine hondjes, een snel herhaald, kort gakkend geluid.
Voorkomen. Broedt op Spitsbergen, Nova Zembla en Groenland. Broedvogels op IJsland en Nederland stammen van ingevoerde vogels af.
Habitat. Broedt op ontoegankelijke rotspunten, heuveltoppen of eilanden. Fourageert op met gras begroeide banken in rivieren, meren en langs kusten; ook op graslanden.
Voedsel. In broedgebied voornamelijk grassen, zeggen, bladeren en jonge loten. 's Winters voornamelijk bladeren, grassen, uitlopers en zaden.
Ei. Zonder tekening, basiskleur grijs-wit, geel wordend tijdens broeden. Schaal niet glanzend. Vorm lang ovaal/kort subelliptisch/elliptisch. Formaat 77 x 50 mm (68-82 x 46-54), gewicht 103 g (94-114).