Wetenschappelijke naam:
Oenanthe hispanica (Linnaeus, 1758)
Nederlandse naam:
Blonde Tapuit
Vogelgroep:
Tapuiten
Veldkenmerken. Mannetje ofwel met zwart masker dat alleen op oorstreek doorloopt (westelijke vorm hispanica), of met zwart uitgebreid tot op keel (oostelijke vorm melanoleuca); met vrij korte (hispanica) of lange handpenprojectie (melanoleuca); en okergele (hispanica) of meer grijzig-gele mantel en borst (melanoleuca). Beide vormen worden tegenwoordig als aparte soorten beschouwd (Westelijke en Oostelijke Blonde Tapuit). Vleugels zwart, middelste staartpennen en distale helft van de buitenste zwart, rest van staart wit, op 3e en 4e pen bijna tot aan punt van de veer; staartband minder recht afgesneden dan bij andere tapuiten (maar gelijk aan dat van Bonte Tapuit). Rest van verenkleed zandkleurig, soms vrijwel wit. Vrouwtje lijkt sterk op vrouwtje Tapuit, met bleke grijze kop, bruine bovendelen en vleugels, vuilwitte onderdelen, maar staart met zwartwittekening als in mannetje. Verenkleed bij beide sexen zeer variabel en soms zeer moeilijk van Bonte Tapuit te onderscheiden, behalve mannetje in broedkleed.
Geluid. Roep droog 'tsjek'. Zang gehaast, met lange frases van fluitende en ratelende tonen.
Voorkomen. Algemene zomergast. De grens tussen de populaties van Westelijke en Oostelijke Blonde Tapuit loopt door Italiƫ en Kroatiƫ.
Habitat. Droge, open, stenige en zandige gebieden, met verspreide bosjes en bomen. Komt niet hoog in de bergen voor.
Voedsel. Kleine ongewervelden, die vanaf zitplaats worden opgespoord en dan in korte achtervolging op de grond of in de lucht worden gevangen. Keert vaak naar zelfde zitplaats terug, als Grauwe Vliegenvanger.