Phalacrocorax pygmeus

Wetenschappelijke naam:
Phalacrocorax pygmeus (Pallas, 1773)

Nederlandse naam:
Dwergaalscholver

Vogelgroep:
Aalscholvers

Veldkenmerken. 45-55 cm. Veel kleiner en wendbaarder dan Aalscholver. Lijkt in vlucht op Meerkoet, maar met langere staart en vrij kleine ronde kop. In broedkleed beide sexen met donker roodbruine kop; bovendelen glanzend groenzwart, gehele kleed met opvallende witte vlekken; zwarte schouders en bovenvleugeldekveren met grijze tint. Buiten broedseizoen zonder witte vlekken en met witte keel en roodbruine borst. Juveniel heeft witte kin, bruine keel en borst, bruinig witte onderdelen en geelachtige snavel.

Geluid. Zwijgzaam; op broedplaats een aanhoudende, kwakende roep.

Voorkomen. Vrij algemeen in enkele plaatselijke kolonies, maar overigens een niet algemene soort waarvan het verspreidingsgebied afneemt als gevolg van ontwatering.

Habitat. Bij voorkeur open en stilstaande binnenwateren, moerassen, riviermondingen. Nestelt in bomen, struiken of rietvelden in natte gebieden, vaak samen met verschillende soorten reigers.

Voedsel. Voornamelijk vis, die duikend gevangen wordt.

Ei. Aanvankelijk zonder tekening, bruin wordend tijdens broeden. Basiskleur bleek blauw/groenachtig, overdekt met witte kalklaag. Vorm typisch lang subelliptisch. Formaat 47 x 30 mm (40-52 x 28-33), gewicht 23 g. Lijkt veel op eieren van andere aalscholvers.

%LABEL% (%SOURCE%)