Larus sabini

Wetenschappelijke naam:
Larus sabini Sabine 1819

Nederlandse naam:
Vorkstaartmeeuw

Vogelgroep:
Meeuwen

Veldkenmerken. 27-32 cm. Langvleugelige meeuw met sternachtige vlucht. Adult heeft karakteristiek vleugelpatroon met zwarte buitenste handpennen, witte driehoek op binnenste handpennen en armpennen en grijze bovenvleugeldekveren en rug. Staart ondiep gevorkt, maar dit is vaak moeilijk te zien. Adult heeft in zomerkleed donkergrijze kopkap, in winterkleed is kop wit met grijze vlek op oorveren en achterkop. Juvenielen hebben donkere, grijsbruine bovendelen, dekveren, achterhoofd. kruin en donkere vlek op zijborst. Kan op grotere afstand makkelijk met jonge Drieteenmeeuw worden verward.

Geluid. Op kolonie 'kjier', alarm 'kekekek'. Buiten broedgebieden zwijgzaam.

Voorkomen. Zeldzaam, broedt alleen in klein aantal op Spitsbergen. Belangrijkste verspreidingsgebied in Noord-Amerika.

Habitat. Broedt in moerassige toendra in hoog-arctisch gebied. Rest van het jaar pelagisch.

Voedsel. Ongewervelden en vis. In het broedseizoen ook insecten en larven en soms eieren, jonge vogels en aas.

%LABEL% (%SOURCE%)