Wetenschappelijke naam:
Anthus cervinus (Pallas, 1811)
Nederlandse naam:
Roodkeelpieper
Vogelgroep:
Piepers
Veldkenmerken. 14,5 cm. Lijkt in winter sterk op Graspieper, met bruine bovendelen, gevlekte borst en flanken, witte onderdelen en donkere staart met wit op buitenste staartpennen. In zomerkleed makkelijk herkenbaar aan ongevlekt rode, roze of bruinroze gezicht en keel; deze kleur loopt vaak door op buik en flanken. Adulten houden vaak rode keel in winter. In winter te onderscheiden van Graspieper door twee lange, parallel lopende witte lijnen over lengte van rug en zwaar gevlekte flanken. Stuit zwaarder gestreept, maar dit doorgaans onbruikbaar als veldkenmerk. Poten rozegrijs, als Graspieper. Geslachten gelijk. Geluid geheel anders, maar gedrag gelijk. Op trek vaak samen met andere (meestal Gras-) piepers.
Geluid. Roep variabeler dan Boompieper maar sommige roepjes bijna identiek. Meest karakteristiek is langgerekt, smeltend, Rietgorsachtig 'tsieieie'. Zang pieperachtig, herhaling van tonen, maar muzikaler en onstuimiger dan van Graspieper.
Voorkomen. Schaarse zomergast.
Habitat. In de zomer voornamelijk op vochtige toendra, in de winter in diverse open terreinen zoals braakliggende velden, weilanden, moerassen, etc.
Voedsel. Voornamelijk ongewervelden, maar eet ook wel zaden.