Wetenschappelijke naam:
Morus bassanus (Linnaeus, 1758)
Nederlandse naam:
Jan-van-Gent
Vogelgroep:
Jan van Genten
Veldkenmerken. 87-100 cm, spanwijdte 165-180 cm. Een witte zeevogel ter grootte van een gans met lange, smalle, zwartgepunte vleugels; lange nek (vergeleken met meeuwen), puntige staart, lange, puntige snavel. In vlucht heeft lichaam karakteristieke 'sigaarvorm'. Jonge vogels donker, witgevlekt. Onvolwassen met verschillende stadia van zwart-wit tekening. Vliegt met regelmatige, vrij snelle vleugelslagen, afgewisseld met glijvluchten; duikt tijdens fourageren met de kop naar voren en naar achter gevouwen vleugels in zee.
Geluid. Op de broedplaats een luid, schor 'urrah'.
Voorkomen. Broedt plaatselijk in zeer grote kolonies.
Habitat. Broedt op rotspunten, geïsoleerde rotseilanden, uitstekende kliffen op vasteland of eilanden.
Voedsel. Voornamelijk vis (20-50 cm); duikt vanaf 10-40 m in zee of vanaf wateroppervlak. Fourageert soms tot op 150 km vanaf kolonie.
Ei. Aanvankelijk zonder tekening, wordt bruin/zwart tijdens broeden. Basiskleur wit/bleek doorschijnend blauw. Overdekt met - vaak dikke - kalkaanslag, vaak bekrast. Vorm subelliptisch/lang subelliptisch. Formaat 79 x 50 mm (62-87 x 41-54), gewicht 105 g (81-130).