Wetenschappelijke naam:
Larus glaucoides Meyer, 1822
Nederlandse naam:
Kleine Burgemeester
Vogelgroep:
Meeuwen
Veldkenmerken. 51-60 cm. Moeilijk te onderscheiden van Grote Burgemeester, maar adult in veld herkenbaar door rode oogring, kleinere slankere snavel, kleiner formaat en langere vleugels, die in zit buiten staart uitsteken. Adult in broedkleed wit, behalve bleek blauwgrijze rug en vleugels; vleugelpunten wit. Snavel geel met rode vlek op gonys, poten vleeskleurig-grijs. Adult buiten broedtijd gelijk, maar kop, keel, nek, mantel en borst bleek grijsbruin gestreept. Juveniel licht crème, geheel bleek bruinig gestreept; snavel donker bruingrijs zonder scherp afgescheiden zwarte punt (juveniele Grote Burgemeester heeft duidelijke zwarte snavelpunt). Sterk gebleekte juveniele Zilvermeeuw lijkt soms op Kleine Burgemeester, maar heeft altijd donkere eindband aan staart en donkere handpennen. Minder in groepen dan Grote Burgemeester; vlucht lichter en sierlijker.
Geluid. Meestal zwijgzaam; algemeenste roep een herhaald, Zilvermeeuwachtig 'kyow', maar veel scheller.
Voorkomen. Regelmatige wintergast in het noordelijk deel van het gebied.
Habitat. Broedt op rotsranden van hoge, steile kliffen, vaak samen met Drieteenmeeuw en Grote Burgemeester. Buiten de broedtijd in soortgelijke biotopen.
Voedsel. Voornamelijk vis, gevangen door oppervlakte duiken. Ook aas, ongewervelde dieren en eieren en jongen van andere vogels.