Wetenschappelijke naam:
Larus audouinii Payraudeau, 1826
Nederlandse naam:
Audouins Meeuw
Vogelgroep:
Meeuwen
Veldkenmerken. 50 cm. Bijna zo groot als Zilvermeeuw, maar slanker en met smallere vleugels. Adult lijkt in alle jaargetijden op Zilvermeeuw, maar snavel donkerrood met zwarte subterminale band en gele punt, poten grijs olijfkleurig, oogring koraalrood, stuit en onderdelen bleekgrijs. Silhouet in vlucht slanker, met zwarte vleugelpunten zonder duidelijke witte vlekken. Mantel en bovenvleugel bleekgrijs; overig verenkleed wit. Adult in winterkleed gelijk, maar kopzijden, achterhoofd en achternek spaarzaam bruin gestreept. Juveniel met roomwit gezicht, kruin, buik en anaalstreek, egaal grijsbruine nek, keel en borst; mantel en vleugeldekveren donkerbruin met lichte veerranden ('geschubd'); staart donkerbruin met witte U-vormige lichte band op bovenstaartdekveren. In vlucht zwarte achterrand op binnenvleugel en egaal zwarte buitenvleugel.
Geluid. Roep verschilt sterk van Zilvermeeuw, gevarieerder en schorrer, een nasaal, schor 'geerk', vooral bij alarm.
Voorkomen. Broedt lokaal op eilanden in de Middellandse Zee. trekt gedeeltelijk naar West-Afrika.
Habitat. Hoofdzakelijk zeevogel; broedt op rotsige eilanden; fourageert buiten broedtijd vaak ver van de kust; bezoekt ook beschutte baaien en baadt graag in zoetwaterstromen op stranden.
Voedsel. Voornamelijk vis, dicht onder wateroppervlak gevangen; soms ook kleine vogels en zoogdieren, en ongewervelde land- en waterdieren zoals insecten, inktvissen en krabben.