Wetenschappelijke naam:
Sterna caspia Pallas, 1770
Nederlandse naam:
Reuzenstern
Vogelgroep:
Sterns
Veldkenmerken. 50 cm. Grootste stern, ongeveer zo groot als Zilvermeeuw. Makkelijk herkenbaar aan enorme rode snavel en zwarte gekuifde kopkap. Ondersnavel met zwarte vlek bij punt. Bovenvleugels en rug grijs, rest van verenkleed wit. Onderzijde van handpennen zwart. Staart ondiep gevorkt, poten zwart. Juveniel heeft vuiloranje snavel, vuilrode of donkere poten, donkerbruine kopkap en zwaar bruin gebandeerde bovendelen. Zware vlucht met rustige vleugelslagen, als een grote meeuw. Wordt vaak op zand- of modderbanken gezien tussen Kok- en andere kleine meeuwen. Fourageert evenals de meeste andere sterns door naar vis te duiken vanuit de lucht.
Geluid. Rauw kraaiachtig 'kraaah'. Bedelende juvenielen hebben hoog fluitend 'whiii'.
Voorkomen. Zomergast. Zeldzaam en schaars, neemt op veel plaatsen in aantal af.
Habitat. In broedseizoen voornamelijk kustgebonden, buiten broedseizoen en op trek ook bij grote meren in binnenland.
Voedsel. Voornamelijk vis, maar ook af en toe ongewervelden.