Fulmarus glacialis

Wetenschappelijke naam:
Fulmarus glacialis (Linnaeus, 1761)

Nederlandse naam:
Noordse Stormvogel

Vogelgroep:
Stormvogels

Veldkenmerken. 45-50 cm, spanwijdte 100-112 cm. Groter dan Stormmeeuw. Lijkt oppervlakkig gezien op een meeuw, maar robuuster gebouwd, met korte dikke nek en smalle recht gehouden vleugels zonder zwarte punten. Snavel gelig, kort en dik en geheel anders gebouwd dan meeuwensnavel; poten rozig of blauwig. Vlucht typisch stormvogelachtig, met lange glijvluchten op stijve vleugels, afgewisseld met snelle ondiepe vleugelslagen. Kop, nek en onderdelen wit; rug, bovenvleugels, stuit en staart grijs; vleugels naar punten toe geleidelijk donkerder, maar met lichte vlek op basis van handpennen. Donkere kleurvorm geheel donkergrijs, maar er zijn vele tussenvormen, met name in uiterste noorden van gebied.

Geluid. Op broedplaatsen 'kakelende' en gutturale geluiden. Buiten kolonies zwijgzaam.

Habitat. Broedt in grote kolonies op aan de kust gelegen kliffen, meestal op rotsen maar ook op zachte grond als turf. Buiten broedtijd pelagisch.

Voedsel. Voornamelijk kreeftachtigen, vis, inktvisachtigen en afval. Fourageert door zwemmend prooi van oppervlak te pikken. Veelvuldig aanwezig bij vissersboten, waar overboord gezette afval wordt geconsumeerd.

Ei. Egaal of met fijne zwarte puntjes (in de poriën). Grondkleur doorschijnend wit of licht geel. In de loop van de broedperiode verzamelt zich vuil in poriën. Buikig, oppervlak iets ruw. Afmetingen 74 x 51 mm (66-82 x 43-54), gewicht 100 g (65-122).

%LABEL% (%SOURCE%)